dinsdag 27 mei 2014

Tweeling Merel & Simon

Met sommige mensen verloopt de communicatie en het over-en-weer mailen vooraf super vlot en is er direct zo die klik. Mevrouw 'Onder-de-appelboom' (zo ken ik haar al enkele jaartjes uit blogland) zat direct op dezelfde lijn als mij en ik zag het meteen zitten om sprookjesachtige, romantische en feeërieke beelden te maken van haar tweeling Merel & Simon, voor hun communie. Ik trok hiervoor met heel veel plezier naar het mooie landelijke Zottegem. De naam Merel, Simon die graag timmert, het eigen gemaakte kleedje door mama Sophie, broertje Kobe, de familienamen 'De Jaegher' en 'Van den Bosh' en het feit dat deze familie groene vingers heeft en graag in de natuur vertroeven, gaven mij direct heel veel inspiratie! Dat vraagt toch gewoon om een merel-vogeltje, nestje, vogelhuisje, lenteboekjes, een bos vol boshyacinten en een boeketje veldbloemen geplukt uit het stukje ongerepte natuur-paradijsje van de familie 'Onder-de-appelboom'. En het liefste wat ik doe is zoveel mogelijk sfeer in mijn foto's leggen en de persoonlijkheid en het verhaal achter mensen weer te geven. Omdat mama Sophie heel mooi kan schrijven, vroeg ik haar of ze een heel mooi stukje tekst kon schrijven voor haar tweeling en als inspiratie voor mijn shoot. Dit heeft ze geweldig mooi gedaan en is onderaan de foto's te lezen. Zo mooi dat de tweeling ieder jaar als ze het fluitekruid zien bloeien, weten dat het weer lente is en dat weer groter worden...en dat alleen is al zo mooi om te vieren!

Het was lente. De bomen in het bos op de berg vouwden voorzichtig hun jonge bladeren open en rekten zich uit in de zon. Op het kiemende gras speelden enkele vogels tikkertje-op-den-hoge. Ze maakten voortdurend ruzie over wie nu eigenlijk de tikker was, en hun ouders riepen vanuit de bomen of ze nu eigenlijk niets rustiger konden bedenken want dat zij zich zo niet konden concentreren op de bouw van hun nieuwe nest. In de bermen pronkte het fluitekruid met haar ronkende bloemenrokken en floot in canon een lentelied. Dieper in het bos rolden de hyacinthen hun paarse klokjes als tapijten over de paden uit, en de zon schoot zo snel als ze kon pijltjes zonlicht doorheen het groeiende bladerdak. En daar, op het mos, waar twee grote bomen de wacht hielden en het mos nog zachter was dan het pluis van een pas geboren kuikentje, werden op een dag in die lente twee kleine kinderen geboren. De grote bomen bogen hun zachte twijgen rond hun lijfjes heen, om hen te beschermen tegen regen en wind, en de vogels kwamen af en aan om naar dit wonder te kijken. Geen enkel vogeltje maakte nog ruzie, en het fluitekruid floot zo zacht als het kon een slaapliedje.
Maar de kleine mensjes in het bos dachten helemaal niet aan slapen. Ze wilden kijken, en luisteren, en draaiden hun hoofdje telkens weer naar elkaar toe. En op een dag gebeurde het. De bomen rondom lieten hun takken al eens wat verder bij de kindjes van het bos vandaan zakken, en de zon gooide een stroom aan licht naar beneden. Daarvan moest het kleine boskind onverwacht hard niezen. En het andere kleine boskind, dat haar broertje net aan het bekijken was, trok daarvan hele grote ogen. Steeds maar groter werd haar verbazing. En toen, plots, barstte ze in schaterlachen uit. Het jongetje van het bos keek nu op zijn beurt met grote ogen naar het zussenkind, met steeds meer verbazing, en toen... barstte ook hij in lachen uit. Van die dag af waren de kinderen van het bos onafscheidelijk. Elk spel speelden ze samen, elke nieuwe ontdekking toonden ze meteen aan elkaar, en toen ze leerden spreken, deden ze dat eerst in een taal die alleen zij konden verstaan.
Toen ze wat groter waren, werd nog een derde kindje geboren op het mos. Hij zette zijn stapjes in de voetsporen van zijn grote broer en zus, en liet zich door hen alle nieuwe woordjes leren. Als ze samen speelden, zorgden de grootste kinderen van het bos voor hun broertje alsof ze zelf zijn mama en papa waren. Ze leerden hem spelen met de bal en rollen in het gras. Ze toonden hem waar de koekjes zaten en hielpen hem om het poortje te openen van de kippetje die hij zo graag streelt. Als ze zich gingen wassen, namen ze hem mee naar het bad en liepen lachend en joelend in hun blootje door het bos. En als ze huisje speelden, mocht hij de kopjes uitdelen aan iedereen. Dan dronken ze alsoffe koffie, en aten alsoffe koekjes, terwijl ze beleefd op het gras bleven zitten en zeiden: "o danku zeer meneer, erg  vriendelijk van u, alstublieftdankuwel."  
Op een dag was het weer lente. De jonge vogels speelden nog altijd tikkertje op het gras, hun ouders bouwden hoofdschuddend aan hun nest, en het fluitekruid floot zoals het nog nooit had gefloten. De kinderen van het bos speelden verstoppertje en renden door het bos over de purperen tapijten van de boshyacinth. Toen ze even met z'n drieen bij elkaar liepen, zei plots het Merelkind: "Kijk, die boom, daar klopt iets niet." En het simonkind keek ook en riep: "Ho! Stop! Iedereen even wachten!" Samen bekeken ze de boom. Hij was helemaal kaal. Alle bomen rondom hadden al blaadjes of bloesems, maar deze boom had nog helemaal niets, alleen maar blote takken.  
"Die boom lijkt wel ziek," zei het simonkind.
"Arm boompje toch," zei het Merelmeisje.
"Ja, is arme boom", zei ook het kleine kobekind, want hij zei altijd net hetzelfde als wat zijn broer of zus net hadden gezegd.
"We moeten een oplossing bedenken, Merel," zei Simon, "er moeten weer bloemen komen in deze boom!"
"Ja, ik weet iets", riep Merel. "We zaaien bloemen op de takken van de boom en die gaan dan groeien!"
"Ja," zei Simon, "dat is een goed idee: zaadjes!"
"Waar is zaadjes?" vroeg het kleine broertje blij. En de broer en zus beseften dat ze helemaal geen bloesemzaadjes hadden.
"Dan moeten we bloemtjes plukken", zei Merel, die net als haar broer altijd klaar stond om mooie boeketjes te maken.
"Goed zo, Merel!" zei Simon. "En ik weet nog een goede oplossing". En hij stak zijn handen in zijn zakken en zocht naar wat hij net had bedacht. Eerst haalde hij een denneappel uit zijn zak, en toen een springbal, een knikker, een veiligheidsspeld en een rekkertje, wat steentjes, een koekjesdoos, een spijker van zijn werkbank, een zakdoek van opa, een kroonkurkje voor Kobe, een volledig paar kousen en een handschoen van vorige winter. En toen had hij eindelijk vast wat hij zocht: een bolletje touw.
"Hiermee gaan we de bloemetjes vast maken in de boom!” riep het Simonkind. “Maar we zullen wel moeten oppassen met Kobe ,want in bomen klimmen is gevaarlijk en hij is nog een kleintje hé.”
“We zullen om de beurt voor hem zorgen,” zei het merelkind, en ze knielden tot bij Kobe om het uit te leggen. “Kobetje, jij blijft wel bij mij he? Zusje gaat eerst voor je zorgen, en daarna broer.”
En zo gingen de kinderen samen de velden in en plukten boeketjes van alles wat ze konden vinden. En toen de vogels zagen hoe mooi de kinderen alles vast maakten aan de boom, gingen ze zelf ook op zoek naar bloemen en touwtjes en kwamen terug met prachtig gekleurde linten. Samen maakten ze van de kale boom de mooiste boom van het bos.
“Kijk Merel,” zei Simon, er is voor alles een oplossing!”
“Ja zeg,” zei Merel rologend , “dat weet ik zelf ook wel hoor.”
“Ja, ikke weet dat,” riep het kleine kobekind, en toen moesten ze allemaal lachen, want eigenlijk waren ze toch wel de familie grapjas.
Ondertussen, in het bos, vertelden de bomen aan elkaar dat de twee oudste kinderen van het bos groot geworden waren. Hoe goed het Merelmeisje kan klauteren, en hoe hard de Simonjongen kan lopen. Dat ze helemaal alleen een oplossing hadden bedacht, en daar niemand voor nodig hadden gehad. En zo ging de boodschap het hele bos rond. Het ging van boom naar boom, en struik tot struik, tot het bij de twee bomen kwam die rond het mos stonden waar de kinderen zeven lentes daarvoor waren geboren. En deze bomen zeiden niets. Maar ze lieten hun takken heel even ruisen en brachten ze naar elkaar toe tot de ene boom de andere raakte. En wie goed keek, kon zien hoe ze heel zacht glimlachten en knikten. Maar ze zeiden niets, want ze wisten al lang voor dat iemand het gemerkt had dat hun kindjes van het bos groot geworden waren.

2 opmerkingen:

  1. A good tripod is worth its weight in gold when photographing flowers – so pick the heaviest! Using a tripod slows you down and helps you think clearly about what you’re trying to achieve. You can fine-tune composition using a tripod and keep the point of focus exactly where you want it. The ideal type is a sturdy tripod with legs that can splay out so you can photograph close to the ground.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. These are really fantastic photographs, kids looks so beautiful. Lovely and attractive shots...

    BeantwoordenVerwijderen